OPVATTINGEN OVER THEATER in de moderne cultuur:

Deze tekst vormt de basis voor een inleidende les over theater in de Cultuur van het Moderne.

Bron: De opkomst van modern theater (van traditie tot experiment) van B. Hunningher.

 

Gordon Craig:

Toneeldecor ontwerper, hij is vooral belangrijk geworden door zijn geschriften.

Invloed: Pre-rafaelieten, symboliek, reform (Duncan)

·          verwerpt realisme

·          vindt dat acteurs geen werkelijke kunstenaars kunnen zijn: zij imiteren, vandaar idee van marionetten

·          decors zijn groots/ symbolisch/ geabstraheerd

·          hij verwerpt het oude toneel (net zoals de dichter Mallarmé) hij wil meer naar het absolute of pure of onafhankelijke toneel

·          vernieuwingen: - symbolische, grootse decors

- inhoudelijk op thema’s van stukken gericht (visueel)

                                               - licht en sfeer zijn belangrijk

 

Sergejévitsj Stanislavski:

Theaterregisseur die vooral de innerlijke werkelijkheid centraal wil stellen

·          speelde de toneelklassieken, hij kwam uit een welgestelde familie en kende dus de canon van de grote toneelklassiekers

·          minutieuze historiciteit, continue actie, realistisch spel, authentieke decors (weids) en kostuums

·          Uitvoerige, weldoordachte detaillering

·          Sterk psychologisch ingesteld

·          Bijvoorbeeld spelen: stukken van Tsechov, de meeuw

·          Moskou’s kunsttheater

·          Expressie van het innerlijk van de innerlijke levenswerkelijkheid: acteur is het middelpunt, de acteur redden uit het make-believe en hem te brengen tot een theater van authenticiteit en echte emotie

·          Niet alleen mimetisch maar ook door het onderbewuste: training is hiervoor noodzakelijk, maar deze oefening mag niet dogmatisch zijn

·          Training houdt in methodische psychotechniek – van het continu acteren (through line) door omgeving en emotioneel geheugen met behulp van begrip, wil en gevoel van de acteur en door: ontspanning van de spieren, cirkel van concentratie (= mentale voorbereiding), magic if (toneeldecor) => theatrical state of mind

·          Later wordt dit Method acting genoemd (Marlon Brando, Robert de Niro), waarbij de oefening van de acteur erop gericht is op het voorkomen van alleen uiterlijke gevoelens, en niet de innerlijke. Echter method acting wordt in de VS te dogmatisch, vindt Stanislavski

 

Vsévolod Meyerchold

Theatraliteit / avant-garde / nieuw theater, dat de essentie van het leven zoals hij het zag zou presenteren. Experimenten waren dus belangrijk, met name ook lijfelijke experimenten.

Ontwikkelingen in zijn stijl:

1.       kermistoneel

2.       tableaux vivantachtig theater

3.       groteske stijl

4.       moderne toneelconstructies

5.       constructivisme en futurisme – mens als machine: echter hierin ook surrealistische elementen

6.       commedia dell’ arte: acrobatisch en pantomime

Licht, lichaamsbewegingen, gebaren, reflectie van de maatschappij, realisme in: historische stukken, emoties en inhoud. Lijfelijke expressie is heel wezenlijk in bijna alle fasen.

 

 

Van 1919 tot 1934 is het theater in Rusland na de revolutie onder de volgende invloeden:

-          Alles verwerpen – dit doen de radicalen

-          Continuďteit en behoud door de tradities

-          Propagandisten

 

 

Revolutietoneel van Piscator – 1920-1930 Berlijn

Oorlog en revolutie hebben het werk bepaald van Piscator (1914-1918)

Hij vond dat er nieuwe dramatiek nodig was en dat toneel opnieuw als exponent van de tijd en van dit ideaal zou moeten gaan gelden.

·          Daartoe moest de schrijven zijn handeling noteren in enkel zakelijkheid, opdat de directe verbinding der gebeurtenissen van ver en nabij in het middelpunt zou komen te staan. Het ging om een zo reëel mogelijke reportage van beslissende feiten in de maatschappij en wereld. De toneelpresentatie van hun onderlinge samenhang zou dan de kracht worden die tot protest en opstand zou sturen. (dit werd het episch drama genoemd, dat later Brecht zou beinvloeden)

·          Zulke epische stukken waren er niet, dus werd hij tekstschrijver.

·          Hij plaatste ook historische stukken in de hedendaagse context: dit zorgde voor felle reacties

·          Het was maatschappijkritisch

·          Revolutionair

·          Experimenteel

·          Er werd gebruik gemaakt van filmprojecties en simultaan toneel, en nieuwe technieken en machines: dit liet de nieuwe tijd zien

 

Bertold Brecht:

Heeft veel van Piscator geleerd, met name het episch drama of episch theater en de projectietechniek en het vermijden van illusoire middelen

·          Brecht is zich bewust van de macht van de taal

·          Ziet in tegenstelling tot Piscator de tekst als het fundament van toneel

·          Episch theater dwingt de toeschouwer tot deelname aan het verhaal en daarin een standpunt te kiezen

·          Geen emotionele verwikkelingen maar directe confrontatie met de wereld

·          Zulk theater dwingt tot argumentatie: studie/inzicht in de positie van de mens

·          Inzicht in de omstandigheden die hem veranderen, hij kan omstandigheden ten goede wenden voor zichzelf en de maatschappij  (= propaganda voor socialisme, communisme)

·          Episch = leerstuk ten dienste van het socialisme (belerend) door dialektiseren: publiek moet kiezen tussen 2 zaken. Op het toneel wordt de historische relativiteit aangegeven.

·          Verfremdungseffekt: neemt het vanzelfsprekende uit de gebeurtenis weg, en toont wat vertrouwd is als iets totaal vreemds. Dit wordt meestal gedaan door de lijn van het verhaal te onderbreken met bijvoorbeeld liederen.

 

Samenvatting uit: De opkomst van modern theater (van traditie tot experiment) van B. Hunningher.

 

Home                    terug naar de cultuur van het moderne