Hierbij maak je
gebruik van de filmanalyse-plan. Deze vind je
in je boekje over FILM. Je verslag moet minimaal 2x A4 zijn en maximaal 3x A4 (
= tekst).
De volgende
aspecten moeten in je filmanalyse aanwezig zijn indien je het filmanalyse-plan gebruikt:
1: Credits / genre vd film (deze kun
je het beste als laatste invullen m.b.v. internet – de rest doe je eerst,
zonder internet) |
1: Dat zijn de gegevens over de film:
titel, jaar van verschijnen, filmmaatschappij, producent, regisseur, acteurs,
camerawerk en het type film (genre) |
2: De filmische
laag, waaronder: |
2a: Art direction/vormgeving |
2b: Camerawerk |
|
2c: Montage |
|
2d: Geluid |
|
3: De narratieve
laag, waaronder: |
3a: Kort: verhaal/plot (dit onderdeel mag
slechts uit maximaal 1/3 a4 bestaan) |
3b: Acteurs/ personages (Doe maar gewoon =
inleven in rol/method-acting of juist: niet gek
genoeg = een rol spelen/voordragen) |
|
3c: Waar ligt de nadruk in het verhaal ? |
|
4: De symbolische
laag: |
4: De betekenis van de film / wat leert de
film jou ? |
5: De rol van de kijker |
5a: Probeer te beschrijven welk effect de film op je had. |
5b: Breng dit in verband met de bedoeling
die de maker van de film had. |
|
5c: Tot slot: JOUW EIGEN MENING OVER DE FILM
!!! Dit laatste mag niet ontbreken. |
IN DE FILMLEZING
IS DIT ALS VOLGT UITGELEGD:
Film
is gebaseerd op een aaneenschakeling van losse beelden, die door een bepaalde
snelheid een suggestie van beweging opleveren. 1 zo’n beeldje heet een
fotogram; bij 2 van deze fotogrammen spreek je van: kinè.
Meerdere fotogrammen op een rij (die samen een geheel vormen) noem je een shot.
Wanneer je over een nog grotere eenheid spreekt, heb je het over een sequentie.
( aan de hand van het draaiboek/storyboard van Eisenstein, hebben we de trappenscene
bekeken en besproken, een kopie van dit draaiboek vind je in dit stencil)
Filmanalyse:
-
Als je een film gaat analyseren kun je globaal
over drie hoofdaspecten spreken:
-
1) filmische laag = de
middelen/techniek/materiaal enz;
-
2) de
narratieve laag = het verhaal/ de story/ het plot/ het onderwerp/ de
personages enz.
-
3) de symbolische laag= de betekenis; het
idee; de interpretatie of verwijzing. Verder kun je ook nog spreken over de
verschillende technische kenmerken van de film zelf. Dat zijn bijvoorbeeld: het
formaat van de beeldband ( 8 mm; 16 mm of 32 mm); emulsie van de beeldband
(bijv. lichtgevoeligheid/grofkorreligheid/ zwart-wit enz); de belichting; het
objectief; de kadrage (hoe is het kader om het beeld
gezet); beeldgrootte; opnamehoek; positie van de camera; snelheid van de
opname/ van de projectie; duur van de opname; richting van de projectie.
-
1: filmische laag:
-
a: onderscheid tussen de technische vormgeving en de
Art direction (of mise-en-scene)
ofwel de vormgeving die voor de camera plaatsvindt: de filmset, de locatie of
een decor; de studio of de inrichting daarvan (setdressing);
-
b: Camera;
camerabewegingen: met het object mee dolly); draaien om de verticale as (pan);
camera beweegt van hoog naar laag en v.v. (crane);
kantelen om horizontale as (tilt); camera wordt merkbaar gedragen(hand-held); in en uitzoomen enz. ; daarnaast
camerastandpunten: extreme longshot; long shot; plan americain;
point of view shot enz. (zie moviezonetekst)
-
c: Montage; shots aan elkaar
plakken: editor; manieren van overgang (harde
overgang: wipe of zachte overgang: fade-in/out) + tempo. Meestal continuïteitsmontage =
gericht op het verhaal (bijv. Jaws); discontinue
montage = verwarring zaaien (bijv. Big Lebowski)
-
d: Geluid : te
onderscheiden in: gesproken woord; geluid dat bij de gebeurtenissen past en
muziek. (bijv. Jaws)
-
2: narratieve laag verhaal &
plot (= verwikkeling in het verhaal, de knopen in de verhaallijn) +
verhaalstructuur(7 stappenstructuur van een verhaal; zie moviezonetekst) + hollywoodfilm
versus art-film
-
3: symbolische laag : wat leert de
film de toeschouwer ? maatschappelijke en culturele betekenissen